Sinds 2013 gaat de AOW voor iedereen in Nederland later in. De AOW-leeftijd stijgt nu sneller naar 66 en 67 jaar. Dit heeft de Tweede Kamer besloten. Zij ging op 26 maart akkoord met het wetsvoorstel van staatssecretaris Klijnsma. Het besluit is nog niet definitief. De Eerste Kamer moet het plan nog goedkeuren.
De AOW gaat nu nog in stappen van telkens 1 maand omhoog. Vanaf 2016 zijn dit stappen van 3 maanden, en vanaf 2018 stappen van 4 maanden.
De datum van úw AOW hangt af van uw geboortedatum
In 2018 is de AOW-leeftijd al 66 jaar, en in 2021 67 jaar. Daarna gaat de overheid uit van de levensverwachting. Gaat die omhoog? Dan start uw AOW ook weer later. Daarvoor is dan geen wetswijziging nodig. De overheid past de regels dus aan de moderne tijd aan. We leven allemaal langer en krijgen dus ook later AOW. Zo blijft uw AOW voor de overheid betaalbaar.
De verandering heeft ook deze gevolgen voor u
- U hebt straks meer geld nodig om nog op uw 65ste of 66ste met pensioen te gaan. U moet de periode vanaf uw pensioen tot uw AOW namelijk opvullen. Uw kans op een AOW-gat is dus groter.
- Gaat u bijna met pensioen? Dan kiest u misschien om toch op uw 65ste of 66ste te stoppen met werken. Bent u jonger? Dan werkt u straks langer door. Tot uw 67ste of later, als de levensverwachting blijft stijgen.
Eerder stoppen met werken
Ons pensioenfonds verhoogde uw pensioenleeftijd al vanaf 1 januari 2014. Uw pensioen gaat dus standaard in op uw 67ste. U kunt nog steeds kiezen om eerder met pensioen te gaan. Dat kan vanaf 60 jaar. U hebt dan waarschijnlijk wel minder inkomen in de eerste jaren van uw pensioen door de verandering in de AOW. U kunt dit gemis aan inkomen opvangen met een deel van uw ouderdomspensioen. U ontvangt dan tot uw AOW-leeftijd een hogere uitkering van uw ouderdomspensioen. Daarna ontvangt u voor de rest van uw leven een lagere uitkering van uw ouderdomspensioen.